zaterdag 9 en zondag
10 september 2017

 

Poortersloge en Groeninge, Brugge

 

 

 

Open Monumentendag: neo-classicisme en 300 jaar academie in Brugge: deel 1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Al 29 jaar lang vindt op de 2de zondag van september de Open Monumentendag plaats. Brugge met zijn rijk cultureel erfgoed, is ietwat een buitenbeentje, want daar kan je niet alleen op zondag, maar ook op zaterdag al op monumentenverkenning gaan.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Dit jaar is het thema “neoklassiek”, in Brugge verruimd tot “300 jaar Brugse Academie”. De Academie van Brugge, die nu in de Katelijnestraat gevestigd is, stond vroeger op het Jan van Eyckplein. Na een moeilijk begin kregen de stichters-leerkrachten in 1720 van het stadsbestuur de toelating om zich in de Poortersloge te vestigen. In het gebouw was een verdieping ingericht voor de schilders, een voor de beeldhouwers en een voor architecten.

Spijtig genoeg kregen ze met heel wat tegenslagen af te rekenen. Van 1727 tot 1738 ging de Academie dicht omwille van politieke en economische omstandigheden en in 1755 was er een vreselijke brand, waarbij alle schilderijen, tekeningen, boeken en gipsen verloren gingen.

 

 

 

 

 

 

 

 

De Poortersloge bleef nadien de Academie herbergen tot in 1890, toen de Academie verhuisde naar de voormalige Bogardenschool aan de Katelijnestraat.

Maar het weerhield de Academie niet als een feniks uit de as te herrijzen. Dit schilderij van Matthias De Visch herinnert eraan. Karel Van Lotharingen, die toen landvoogd was in Vlaanderen, en hiernaast te zien is op het schilderij, deed toen een grote donatie om de academie te doen herrijzen. Het schilderij is een ode aan de disciplines die je in de academie kon volgen: schilder, architect en beeldhouwer (met een gebeeldhouwde kop van Seneca).

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De kwaliteit van het onderwijs was uitmuntend. Veel leerlingen maakten furore in zowel het binnen- als buitenland. De 18de en 19de-eeuwse collectie in het Groeningemuseum vormt daar het bewijs van.

 

 

 

 

Matthias de Visch was de meest talentvolle West-Vlaamse schilder van zijn generatie. Hij was directeur van de Brugse academie van 1737 tot 1765. Zijn oeuvre bestaat uit talrijke portretten en allegorische taferelen. Hier 2 werken genoemd  moeder en dochter.

 

 

 

Een leerling van Matthias De Visch was Jan Garemijn. Hierboven is te zien hoe hij de markt schilderde die plaatsvond voor het Pandreitje. De mensen zien er nog redelijk oké uit, maar dat was niet altijd zo. In 1778 en 1784 was er grote hongersnood en kwam het volk in opstand op de markt. De mensen waren zo ten einde raad dat ze de marktkramers beroofden van hun waren. Na het overlijden van Matthias de Visch in 1765 volgde Jan Garemijn hem op als directeur van de academie. Wanneer hij 10 jaar later ontslag neemt, laat hij de tekenschool achter als een goed werkende instelling met een nieuw reglement. Garemijn specialiseert zich in decoratieve doeken voor eetkamers en salons (zoals we hier verder in deze fotoreportagereeks nog zullen zien).

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gerard de San (1751-1830), die hier zijn ouders schildert die bezig zijn met de voorbereiding van een trouwfeest, leerde ook zijn stiel aan de Brugse academie. Zijn leermeester was Jean-François Legillon, een leerling van Matthias de Visch.

 

Op dit schilderij schildert hij zijn ouders zoals ze zijn, zonder de puisten op hun gezicht weg te moffelen. Let ook op de typische statische schouw in neo-classistische stijl.

 

 

 

 

 

 

 

 

Ook Joseph-Benoît Suvée (hier geportretteerd door Abélaîde Labille-Guiard in 1783), geboren in de Korte Vuldersstraat bij Sint-Salvators, start zijn kunstenaarsopleiding aan de Brugse academie. In 1763 trekt hij op 20-jarige leeftijd naar Parijs om zijn opleiding te vervolmaken.

 

In 1771 neemt hij als leerling van de ‘Académie royale de Peinture et de Sculpture’ deel aan de schiftingsproeven voor de ‘Prix de Rome’. De winnaar van deze prijs mag een studiereis naar Rome maken, het summum in die tijd. En jawel: op 31 augustus 1771 roept men Suvée uit tot winnaar. Zijn inzending, ‘De strijd tussen Mars en Minerva’ (een opgelegd thema), hangt vandaag in het ‘Palais des Beaux-Arts’ in Rijsel.

 

De Brugse kunstenaar verslaat daarbij niemand minder dan Jacques-Louis David, die zou uitgroeien tot hét boegbeeld van het Franse neoclassicisme. Tussen David en Suvée komt het nooit meer goed. Eigenlijk had Suvée als buitenlander niet mogen deelnemen aan de ‘Prix de Rome’. Enkel Franse onderdanen mochten zich inschrijven voor deze wedstrijd maar de sluwe Suvée had als geboorteplaats het Noord-Franse Armentières opgegeven in plaats van Brugge…!

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Lange tijd werd aangenomen dat dit werk van de naakte krijger van de hand van Suvée was. Waarschijnlijker is dat het door Augustin van den Berghe gekopieerd is van Suvée tijdens zijn verblijf in Rome aan de Académie de France. Van den Berghe zou het schilderij als academische oefening hebben gemaakt, toen hij bij Suvée in Parijs studeerde.

 

Hoewel Suvée na zijn aanstelling aan de academie van Parijs niet veel meer in Brugge zou vertoefen, betekent het niet dat hij zijn geboortestad niet erkentelijk was. Zo fier als een pauw meldde hij zijn overwinning aan de Brugse academie, vol dankbaarheid: ‘Parmi les témoignages que j’en offre à mes maîtres, c’est à vous, messieurs, à qui j’en dois les premières marques.’ De Brugse academie stond toen gekend als één van de beste van het land.

Anderhalve maand later, op 16 oktober 1771, wordt Suvée met veel luister in zijn geboortestad ontvangen. Ondanks een zware storm en regen zijn de straten van Brugge versierd en stroomt het volk toe om het wonderkind te feliciteren. Suvée wordt aan de ingang van de stad afgehaald en in een plechtige stoet met niet minder dan 35 koetsen naar de academie gevoerd die zich toen nog in de Poortersloge bevond.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

In 1786 verschijnt ook Joseph Ducq in het atelier van Suvée in Parijs. Ducq zal het ook ver schoppen. In 1800 neemt hij deel aan de schiftingsproeven voor de Romeprijs en wordt samen met de Franse schilder Jean-Auguste-Dominique Ingres tweede. Hierboven zien we een klein schilderij in olieverf met de voorbereidende schetsen ernaast.

 

Joseph is van 1815 tot 1829 directeur van de Brugse academie.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Links een werk van Albert Gregorius, die vooraleer in Parijs bij Suvée in de leer te gaan, aan de academie in Brugge studeerde. Gregorius was zeer goed in het schilderen van portretten. Zo schilderde hij het portret van Lodewijk XVIII, Karel X, Napoleon en Louis-Philippe. Hiernaast zien we Portret van graaf Charles-Antoine Chasset uit 1813.

 

Gregorius was van 1835 tot 1852 directeur van de Brugse academie.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ook François-Joseph Kinsoen ontplooit zijn talent bijna uitsluitend als portrettist. Aanvankelijk schildert hij in een strenge, sobere, neo-classicistische stijl. Het realistisch portret van Jeanne Bauwens (uit 1796) is daar een treffend voorbeeld van.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Later evolueert Kinsoen naar een meer vleiende schildertrant, zoals dit Portret van een meisje (uit 1830) demonstreert. Het is geschilderd in zachte kleuren, die het tot iets elegant en verfijnd maakt.

 

 

Tot slot Jozef Denis Odevaere. Net als Joseph-Denis Odevaere vertrekt ook hij na zijn eerste lessen aan de Brugse academie naar Parijs om er zich verder te bekwamen. Eerst gaat hij in de leer bij Suvée, later bij diens grote concurrent Jacques-Louis David.

 

Na een lange studieperiode in Rome keert hij in 1813 terug naar Brugge om zich uiteindelijk in Brussel te vestigen, waar hij benoemd wordt tot hofschilder van koning Willem I.

 

Zoals talrijke liberalen steunt Odevaere de filhelleense beweging tijdens de Griekse vrijheidsstrijd tegen de Turkse overheersing. Vanuit dat engagement schildert hij enkele taferelen met onderwerpen uit de toenmalige actualiteit, zoals Lord Byron op zijn sterfbed (1826).

 

 

 

 

VERVOLG