zaterdag 19 en zonadag 20 augustus 2017

 

Binnenstad, Brugge

 

 

Gouden Boomstoet: 3

 

 

 

 

 

 

De stad Brugge dreigt door de zee overspoeld te worden. Graaf Floris van Holland sluit vrede met Filips van de Elzas en zendt Friese dijkwerkers om de stad te redeen. Een laatste bres in de dijk kunnen zij pas stoppen, nadat zij een duivelshond, die daar steeds ronddoolde, grepen en in het gat staken. De Friese dijkwerkers blijven er rondhangen en noemen de plaats “Hondsdamme”, het latere Damme, dat sindsdien de hond in zijn wapen draagt.

 

Wat een verzinsel, zo blijkt later. Het zou best kunnen dat daar zo’n hond rondliep, maar met hond, wordt eigenlijk een “honte” bedoeld: een modderige plaats aan de monding van een stroom.

 

 

 

 

 

 

 

 

Graaf Filips van de Elzas voert hervormingen door en uniformeert de rechtspraak. In de steden kondigt hij nagenoeg identieke charters of keuren af. In Brugge gebeurt dat in 1185.

Filips van de Elzas was de eerste graaf van Vlaanderen die de leeuw als symbool gebruikte. Het dier staat symbool voor kracht en dapperheid, eigenschappen die de graaf zich graag aanmat. Een 14de-eeuwse kroniekschrijver schreef dat de graaf het wapenschild veroverd zou hebben tijdens een gevecht met een mohammedaanse vorst tijdens de kruistochten, maar deze bewering houdt geen steek. De graaf gebruikte de leeuw al in 1162, 15 jaar voor hij naar het Heilige Land vertrok.

 

 

 

 

 

 

 

Het graafschap zit gewrongen tussen de machtige, uitgestrekte koninkrijken Engeland en Frankrijk. Van Engeland is het economisch afhankelijk, op politiek vlak hangt het van Frankrijk af. In 1297 sluit de Vlaamse graaf Gwijde van Dampierre een bondgenootschap af met Engeland. Dat is niet naar de zin van de Franse koning Filips IV de Schone en het komt tot een oorlog tussen Vlaanderen en Frankrijk. Vlaanderen blijkt geen partij en moet al snel het onderspit delven. Gwijde verdwijnt in een Franse gevangenis en koning Filips annexeert het graafschap Vlaanderen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De Franse koning houdt samen met zijn echtgenote Johanna van Navarra zijn blijde intrede in de Vlaamse steden. Op 28 mei 1301 doen ze Brugge aan. Het Brugse stadsbestuur spaart kosten noch moeite om het koningspaar te verwelkomen en de Bruggelingen trekken hun beste gewaad aan.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Johanna is onder de indruk van de rijkelijke gewaden van de dames en spreekt historische woorden: “Ik dacht hier alleen koningin te zijn en ik zie er 600 rond mij”. De uitspraak is, hoe had je het anders verwacht, met een grove korrel zout te nemen. Ze zou pas 200 jaar later opgetekend zijn, maar illustreert toch wel in zekere zin de rijkdom van de Brugse poorters uit die tijd.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Fransen en Vlamingen samen, het blijkt niet zo’n goed huwelijk. Jacques de Châtillon, een Fransman, is in die tijd gouverneur van Vlaanderen. Hij is hooghartig, sympathiseert met het patriarchaat en houdt geen rekening met de verzuchtingen van de gewone ambachtslieden. Regelmatig komt het tot opstanden, zo ook in Brugge. De gouverneur grijpt in. Op 17 mei 1302 verschijnt hij voor de poorten van Brugge om met veel militair vertoon de stad binnen te trekken: 120 ridders, 800 gepantserde ruiters en 300 kruisboogschutters jagen de bevolking de stuipen op het lijf.

 

 

 

 

 

 

 

 

De Fransen brengen ook een galg mee en dat voorspelt niet veel goeds. Vele Bruggelingen vrezen voor hun leven en  verrassen de Fransen in hun slaap. Om niet de verkeerde mensen te doden, gebruiken ze het wachtwoord schild en vriend. Wie het niet naar behoren kan uitspreken en te veel skild in de mond neemt, wordt de pan in gehakt. De slachtpartij is enorm. De gouverneur kan ternauwernood ontsnappen.

 

 

 

 

 

 

 

 

Na de Brugse Metten zinnen de Fransen op wraak. Ze rukken op naar Kortrijk om er de opstandige Vlamingen een lesje te leren. Het wordt een veldslag van klauwaards (genoemd naar de klauwende leeuw in het wapenschild van de Vlaamse graaf) tegen leliaarts (genoemd naar de lelie in het wapenschild van het Franse koningshuis).

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het Vlaamse leger wordt aangevoerd door Pieter de Coninck, een wever uit Brugge, en Willem Gulik, een kleinzoon van graaf Gwijde van Dampierre. Of Jan Breydel ook ergens iets te zeggen had, daarover zijn de historici het niet eens. Uit de rekeningen blijkt dat hij voorraden leverde aan de Franse troepen. In de kronieken duikt hij regelmatig op als agressieve vechtersbaas. En toch kreeg hij samen met Pieter de Coninck een standbeeld op de Markt. De reden? Hendrik Conscience die in de 19de eeuw De leeuw van Vlaanderen schreef en daarin vol lof is voor een zekere Jan Breydel…

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Wonder boven wonder lukt het de Vlamingen de veel sterkere Fransen te verslaan dankzij een weldoordachte tactiek. In Vlaanderen is de euforie groot. De aanvoerders van het Vlaamse leger worden bij hun terugkeer feestelijk onthaald. De                             basis voor het Vlaamse volkslied is gelegd. Volmondig klinkt "ze zullen hem niet temmen, de fiere Vlaamse leeuw. Zo lang de leeuw kan klauwen, zolang de Vlaming leeft!"

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

vervolg